To Dubai or not to Dubai

Enkele weken geleden was ik in Singapore en in Dubai. Samen met studenten en docenten van de Rietveld Academie, DOGTIME programme, bezocht ik in beide steden de Biënnale.

Hoewel biënnales het tegendeel willen doen geloven, gaan ze vrijwel nooit over kunst. Biënnales behoren tot het pr-instrumentarium van steden, provincies, naties of volkeren. Biënnales zijn illustratief, 'fetisj' en worden ingezet om de organiserende partij in een gunstig daglicht te stellen. Niets nieuws onder de zon: beeldende kunst heeft altijd doelen buiten zichzelf gediend. Ze eerde goden, papen, opdrachtgevers, stelde zich in dienst van machtsbeluste families, geslachten en voorzag critici van een aura.

Nooit is beeldende kunst van ons allemaal. Beeldende kunst is altijd van ‘iemand’: er is Britse kunst, Franse en Duitse kunst. Spaanse kunst. Italiaanse kunst. Er is Amerikaanse, Cubaanse, Mexicaanse, Belgische en Russische kunst. Er is Saatchi en Saatchi, ABN Amro, Philip Morris enzovoorts.

Er is vreemd genoeg wereldmuziek, maar geen wereldkunst. Door haar hechting aan de aarde is beeldende kunst uitermate geschikt om aandacht te vestigen op bodem en landsgrenzen.

Daarnaast bedient en dient de beeldende kunst zichzelf. Het l’art pour l’art sluit zich van elke omgeving en context af en rechtvaardigt zichzelf alleen met en in zichzelf. Daarom zie je op biënnales zelden abstracte kunst. Biënnales hebben niets met deze vorm van artistiek autisme.

Op biënnales wordt beweerd, beargumenteerd, gediscussieerd en ondervraagd, spreekt men elkaar tegen en worden verschillende zaken in een ander daglicht gesteld. Een kakofonie van ideeën en meningen: zo zijn de biënnales.

In Dubai en Singapore waren de meeste bijdragen ‘politiek’ in die zin dat de kunstenaars er voor kozen zich uit te spreken over maatschappelijke ontwikkelingen in hun land, het lokale regeringsbeleid en de gevolgen daarvan voor de inwoners.
In Singapore werden deze politieke aantekeningen verpakt in een autobiografisch jasje: de persoonlijke perceptie van de kunstenaar, of de persoonlijke perceptie van de broer van de kunstenaar, of van de moeder van de kunstenaar subjectiveerde en verzachtte de politieke boodschap. Het persoonlijke masseerde het politieke als spierpijn uit het lichaam.

In Dubai waren de uitspraken harder, rauwer, agressiever, minder gepolijst en vaak gekoppeld aan terrorisme, corruptie, militarisme, moord en doodslag. Op de biënnale van Dubai viel opvallend weinig te lachen. Josephine Meckseper, niet echt een van de lachbekjes binnen de beeldende kunst, was binnen de Dubai-context de lichtvoetigheid zelve met haar geïnstalleerde pastiche op Dallas en Dynasty, the soaps.

Het internationale discours dat de nationale identiteit im Frage stelt en waaraan biënnales altijd deelnemen noem ik een van de attracties in het Disneyland van de hedendaagse beeldende kunst. Het debat binnen de beeldende kunst is al lang verdisneyfiëerd. Ik neem geen enkele kunstenaar iets kwalijk. Kunstenaars zijn broodverkopers en de nering is een van hun mogelijkheden van bestaan.

Daarom zijn kleinschalige initiatieven, initiatieven in de marge, projecten zonder pancake en make up, naakte ideeën, eerste ideeën, alternatieve ideeën, alternatieve initiatieven, verdachte expositieruimtes, kunstenaarsinitiatieven, literaire cafés en ongeorganiseerde bendes, kortom alles wat zich aan de ernstige blik van het discours onttrekt van levensbelang. Omdat zij wat mainstream is de rug toe keren en door hun onafhankelijke, bijna onverschillige houding indirect ondervragen, op scherp stellen, voeden, reanimeren en revitaliseren.

Mijn voorkeur gaat uit naar stille, onverstoorbare kunstenaars. Elke Biënnale heeft er wel een paar: de eigenwijzen, de onafhankelijken, de vrijdenkers, de introverten, zij die nooit op de voorgrond staan. Zij die op groepsfoto’s altijd in de achtergrond te vinden zijn, vaak met een zakdoek voor de neus omdat ze moeten niezen op het moment dat de foto wordt genomen.

De meeste Nederlandse kunstenaars zijn 'stille' kunstenaars. Het ontbreekt hen aan grote gebaren, aan overzeese branie, aan brutaliteit. Ze zijn slim en worden gelukkig als ze -zoals in de Gouden Eeuw - het licht weten te vangen, of ontdekken hoe ze het leven in de kleinste details moeten vieren om de verwondering van alledag op een ander niveau te kunnen tillen.
Ik houd van de stille diplomatie van René Daniels, JCJ Vanderheyden en Rineke Dijkstra. Van het zwijgen van Daan van Golden en Mark Manders. Van de lichtvoetige humor van Gijs Assmann, Maria Roosen en Wim T. Schippers. Nederland zou trots moeten zijn op zichzelf, op zijn kunstenaars. Nederland moet een stille biënnale organiseren. Om politici die voor de camera beweren: ‘Kunst, daar heb ik persoonlijk niets mee,’ de mond te snoeren.

Persoonlijk correspondeer ik liever.
Ik lees u een fragment voor uit een brief aan een vriend die een maand in Frankrijk verbleef. Ik verzorgde zijn aquarium met tropische visjes:

Beste A,
Wat niet vliegt moet zwemmen, is een bekend gezegde. Spijtig genoeg heb ik vanavond, juist voordat mijn vrouw van haar werk terugkeerde, een van je vissen moeten euthanaseren. Het betrof een black molly en wel diegene die geheel onverwachts achterstevoren op zijn kop rondjes draaide in het van zuiver water voorzien en enigszins hoge aquarium.
Vrijwel direct liet ik mij door het wereldwijde web informeren en het betrof volgens de literatuur ‘schommelziekte’ of ‘buikwaterzucht’.
Schommelziekte wordt veroorzaakt door een sterke temperatuurdaling. Hetgeen gegeven het transport in een pannetje - zo ik begreep - had gekund. De vis draait rondjes en komt ondanks zijn inspanningen niet vooruit. Dat was niet het geval want vooruit kwam hij wel, zij het moeizaam.
Bij buikwaterzucht worden nieren en lever aangetast, zwelt de buik op en gaan de schubben als bij een dennenappel uiteen staan. Ook dat was niet het geval.
Het verschrikkelijke was dat een collega black molly, eveneens een mannetje, het zieke visje onophoudelijke belaagde en seksuele avances maakte. Een typisch geval van ‘homofiele necrofilie’ zoals eerder bij eenden opgemerkt en verwoord door Moelker, de Grote Moelker, conservator van het Rotterdams Natuur Historisch Museum.
Ga je zelf eens na: als je niet goed ter been bent, wat moet je dan? Ik zag het vier dagen aan. De zieke molly kreeg witte stippen op zijn rug. Met een pollepel heb ik hem uit het water gevist en op een tissue gelegd. Snel bedekte ik het lichaam met een tweede tissue en met de pollepel sloeg ik de vis de andere wereld in. Het was geen lolletje. Ik zag hoe de tissue rood kleurde, vouwde een en ander bijeen en frommelde het pakketje in de vuilnisemmer. Juist toen kwam mijn vrouw binnen.

Veel plezier in Frankrijk.
Hartelijke groet van Serafijn
COLOFON:
Column 'To Dubai or not to Dubai' uitgesproken in Tsjechov & Co, literair café op het Deliplein, Rotterdam op uitnodiging van Pam Emmerik, 22 april 2011, 18.00 - 20.00 uur.